Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin Japan > Moderne tijd
Gedurende deze periode leidden de Zenscholen, verzekerd door het wettelijk vastgelegde godsdienst-systeem, een zeer rustig bestaan. Maar tevens verkeerden zij in een toestand van stagnatie, in Rinzai door de overheersende artistieke en literaire interesse van de bovenlaag, in Soto door een algemene lethargie.
Nieuwe impulsen voor het religieuze leven ontstonden doordat midden 17e eeuw er zich weer Chinese monniken vestigden in Japan, en wel in de enige nog voor buitenlanders openstaande haven in Japan, Nagasaki. De Chinezen waren gevlucht voor de gevolgen van het vallen van de Ming-dynastie in China (1644). De monniken van deze eerste golf stichtten in Nagasaki drie tempels en nodigden op een gegeven ogenblik de Chinese meester Yin-yüan Lung-ch'i met aanhang naar Nagasaki uit. Hij zou, zonder bewuste opzet, uiteindelijk de grondlegger van de derde Zenschool in Japan worden, de Obaku-school. Japanse vrienden in het Myoshinji-klooster probeerden voor hem toestemming te verkrijgen om het Japanse vasteland te mogen bezoeken. Maar nu bleken er twee partijen binnen hetzelfde klooster te zijn: de ene was voor de komst van de Chinese meester en het volgen van de Chinese regelbetrachting, de andere ertegen, omdat hij volgens hun een vreemde vorm van Zen vertegenwoordigde, terwijl het Zen zich juist aan de Japanse volksaard diende aan te passen. Na enige verwikkelingen kreeg Yin-yüan Lung-ch'i van de Shogun toestemming met zijn bescherming in de buurt van Kyoto een eigen klooster, het Mampukuji, te stichten. Dit klooster werd niet in de Japanse Rinzai-organisatie opgenomen, omdat veel Japanse monniken daartegen waren. Men was jaloers op de gunstbewijzen die Yin-yüan Lung-ch'i van de Shogun had gekregen, en vond zijn Zen-stijl, alhoewel hij zelf uit de Chinese Rinzai-school stamde, te vreemd. In zijn klooster werd Zazen verbonden met het Nembutsu, waar de japanners niets voor voelden. De cultus kreeg een veel grotere plaats dan in Japanse kloosters gebruikelijk was, en behalve de in Zen gebruikelijke sutra's, waaronder vooral het Hart-sutra, werden in de morgen- en avonddienst ook sutra's uit het esoterische boeddhisme en uit het boeddhisme van het Reine Land, evenals esoterische formules (mantra's), gereciteerd. Voorts waren er de vele beelden van Boeddha's, Bodhisattva's en Arhats in Chinese stijl, die de ruimtes sierden. De monniken aten met zijn allen uit één kom. Na aanvankelijke grote bloei (Yin-yüan Lung-ch'i was een groot organisatorisch talent, en de vele japanners hoopten op een alternatief voor de verslapte Japanse Zenkloosters) ging het na een paar tiental jaren snel achteruit met de Obaku-school; zij wat te Chinees van aard om werkelijk wortels te slaan in Japan. Beroemd onder de Japanse monniken uit deze school is Tetsugen Doko (1630-1682), die in 6956 een uitgave van alle boeddhistische geschriften van alle scholen verzorgde (bekend als Tetsugen-ban of Obaku-ban).
God is onzichtbaar - maar dat kan Hij niet verborgen houden.
- Carla Pols -
Tydeman, Nico: Zitten
De praktijk van Zen
Een heel prettig leesbare en heldere inleiding in de praktijk van Zenmeditatie. De auteur is een bekende Nederlandse Zenmeester. A.d.h.v. korte hoofdstukken
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7