Mystiek > Over mystiek > Bezinningsteksten > Christendom
Uit: V. van Vriesland, Spiegel van de Nederlandse poëzie, I, Amsterdam 1965, p.342.
Ick meende oock de Godheyt woonde verre,
In ene troon, hoogh boven maen en sterre,
En heften menighmael myn oogh
Met diep versuchten naer om hoogh;
Maer toen ghy u beliefden t'openbaren,
Toen sagh ick niets van boven nedervaren;
Maer in den grondt van myn gemoet,
Daer wiert het lieflyck ende soet
Daer quamt ghy uyt der diepten uytwaarts dringen.
En, als een bron, myn dorstigh hart bespringen,
Soo dat ick u, ô Godt! bevondt,
Te zyn den grondt van mynen grondt.
Dies ben ick bly dat ghy myn hoogh beminden,
My nader zyt dan al myn naeste vrinden.
Was nu alle ongelykheyt voort,
En 't herte reyn gelyck het hoort,
Geen hooghte, noch geen diepte sou ons scheyden,
Ick smolt in Godt, myn lief; wy wierden beyde
Een geest, een hemels vlees en bloedt,
De wesentheyt van Godts gemoedt,
Dat moet geschien. Och help getrouwe Heere,
Dat wy ons gantsch in uwen wille keeren.
- Jan Luyken (1649-1712) -
De begeerte naar de vrucht mist de bloem.
- Tagore -
Borchert, Bruno: Mystiek
Geschiedenis en uitdaging
Borcherts boek is uitermate geschikt voor een overzicht van en een eerste kennismaking met het fenomeen mystiek. Het is een heel mooi naslagwerk (o.a. veel
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7